Harry Koene

Mijn foto
Netherlands
Fietsfreak, mooi-weer fietser. Liefst bergop, maar op vlakke beter. Zelfbenoemd EPO-kenner

donderdag 10 september 2020

Nieuw spul?

De mantra van veel commentatoren in het wielrennen blijft voort klinken: “het wielrennen is veel schoner geworden”. Ik ben wat pessimistischer en glimlach als ik Pogacar op de Peyresourde 24 minuten lang 6.8 W/kg weg zie trappen. Hij reed sneller dan Armstrong, Mayo en Vinokourov. Ik geniet vooral ook van de vele verslaggevers die “oooh” en “aaah” roepen, in katzwijm vallend bij zoveel klasse en geen enkel vraagteken plaatsen bij deze volstrekt buitenaardse prestatie. Ook het feit dat de Sloveen begeleid wordt door Mauro Gianetti, die met zijn eerdere ploeg Saunier Duval uit de Tour verwijderd werd in verband met structureel EPO-gebruik en zelf ook niet helemaal brandschoon was, leidt niet tot openlijke twijfel. De Slovenen doen het überhaupt erg goed de laatste paar jaar. Ook Primoz Roglic rijgt de overwinningen aaneen.

Vandaag stond in het Nieuwsblad dat onderzoek in het kader van Operatie Aderlass uitwijst dat wielrenners zich H7379 laten toedienen. Operatie Aderlass mondde onder andere uit in de arrestatie van een Oostenrijkse langlaufer, die op heterdaad betrapt werd tijdens een bloedtransfusie op zijn hotelkamer. U kunt zich de gênante plaatjes wellicht herinneren. De heilige graal is en blijft een hoog hemoglobine (Hb). Hoe hoger het Hb, hoe hoger het aanbod van zuurstof aan de spieren.

H7379 is een van vele hemoglobin-based oxygen carriers (HBOC). Ze lijken sterk op hemoglobine en transporteren zuurstof. Al begin van deze eeuw wordt getracht een alternatief te vinden voor bloedtransfusies, in de gezondheidszorg, wel te verstaan. Zoals ook bij EPO in de 80-er jaren het geval was, worden de ontwikkelingen op dit gebied op de voet gevolgd door sporters en hun ‘begeleiders’. Vaak zijn ze er als de kippen bij. De HBOC Hemassist werd in verband gebracht met Lance Armstrong (Tourwinnaar 1999-2005), hoewel de ontwikkeling van het middel al in 1998 werd gestaakt in verband met twijfel aan de veiligheid ervan. Ook opvolger Hemopure redde het niet: het spul bleek het risico op hartinfarcten en overlijden te verhogen.

H7379 is hemoglobine, gezuiverd uit het bloed van donoren en is te koop bij de firma Sigma-Aldrich voor ongeveer € 3oo,- per 10 gram. Een zoektocht door de wetenschappelijke literatuur levert echter geen experimenten bij mensen op. Nou is het niet per se zo dat sporters zich van gebruik laten weerhouden door gebrek aan robuust onderzoek naar effectiviteit en veiligheid, maar gegevens over H7379 zijn wel èrg lastig te vinden. Wetenschappelijk gezien is analyse van gebruik bij wielrenners wel interessant; de facto zou toepassing in het peloton te vergelijken zijn met een niet-gerandomiseerde fase I-II studie, hoewel er op de dose-finding strategie mogelijk wel wat aan te merken is.

In de eerste jaren van de 21e eeuw leek het peloton wat minder hard te gaan, maar die tendens is gelukkig doorbroken. Ze vliegen de berg weer op en trappen vermogens die twee keer hoger zijn dan waarop stervelingen als ik al trots zouden zijn. Ik geniet met volle teugen, maar mijn vertrouwen in schone topsport neemt nog niet toe.

vrijdag 4 september 2020

"Verdachte waarden"

In het voorjaar van 2017 werd een rapport gepubliceerd over mogelijk dopingmisbruik in de atletiek. Uit onderzoek van 12000 bloedmonsters van 5000 atleten kwam naar voren dat 14% van de uitslagen als 'verdacht' moesten worden aangemerkt. Verdachte waarden. Wat betekent dat eigenlijk?

Dopingexperts benaderen 'verdacht' op een andere manier dan atleten en journalisten. Dopingexperts - en dat bedoel ik de wetenschappers die er echt verstand van hebben - bedoelen met 'verdacht' meestal: volstrekt abnormale waarden waarbij het gebruik van doping vrijwel zeker is. Atleten, maar ook veel journalisten vertalen dit naar: "verdacht is niet positief". Dat komt omdat ze het niet begrijpen, maar ook omdat ze hun relatie met de sporter goed moeten houden om hen nog af en toe een microfoon in het gezicht te kunnen duwen.

De term 'verdacht' komt niet voort uit de mond van een of andere nitwit die nog nooit iets over doping heeft gehoord of gelezen. De uitspraak komt uit de monden van experts die grondige kennis hebben van de materie. Zij moeten rapporteren met de handrem erop. Zij weten donders goed dat advocaten van de (vaak bemiddelde) atleten zitten te wachten op een niet juridisch te bewijzen uitspraak. Een rechtszaak is snel aangespannen en de rechter zal niet naar wetenschappelijke, maar vooral naar juridische argumenten luisteren. Win-win voor de atleet: hij/zij wordt vrijgesproken, maar zal/kan de uitspraak vooral ook gebruiken om de PR-campagne "ik ben onschuldig" te voeren.

De wetenschapper haalt zijn schouders op. Wetenschap heeft niets op met juristerij. Wetenschappelijk bewijs is gestoeld op waarschijnlijkheden, juridisch bewijs onomstotelijk zijn.

De Nederlandse dopingexpert Douwe de Boer zei over het atletiekstuk dat de 'verdachte' waarden ook goed veroorzaakt zouden kunnen worden door ziekte, hoogtetraining, overtraindheid, enzovoort. De vraag is natuurlijk hoe de journalist die vraag heeft gesteld (dat stond er niet bij). Heeft hij/zij gevraagd naar wat De Boer de meest waarschijnlijke oorzaak vond, of werd er gevraagd naar alle (ALLE!) eventuele andere wetenschappelijke mogelijkheden voor de getallen?

De IAAF probeerde publicatie van het rapport te voorkomen. Dat vind ik nou verdacht.

Angst

De winnaar van de Tour-etappe naar Mont Aigoual van gisteren was Lutsenko. Hij demarreerde op 4 km voor de finish uit een kopgroep en won. Soeverein. De echte winnaar was eigenlijk Herrada. Lutsenko had het gemakkelijk, die reed vooraan. Herrada werd in de voorlaatste beklimming gelost, kwam terug en gaf niet op toen Lutsenko van hem weg reed. Hij werd kansloos tweede. Waarom reed hij door? Hoopte hij op een implosie van Lutsenko of dacht hij “als ik pijn heb, heeft hij het ook”? Al mijn dopingkritiek en scepsis verbleekt bij het zien van Herrada.

Mijn wielercarrière begon als puber in de Nijmeegse heuvels. Met een vriendje reed ik rond Groesbeek en Ubbergen, waar de korte klimmetjes werden gebruikt om onze veren te laten zien. L was altijd beter, ook toen ik kotsend bovenaan de Nieuwe Holleweg in Berg en Dal stond uit te hijgen. Alleen de derde dag van de Nijmeegse Fietsvierdaagse was het feest. De klim naar Park Tivoli – een loper – was voor mij. Het “godverdomme!!” in mijn rug bracht mij in extase.

Afgelopen weekend reed ik met een vrienden in de Ardennen. De cyclosportieve Velomediane Claudy Criquilion ging niet door als eendaagse wedstrijd, maar kon verreden worden op een zelfgekozen moment in de zomer. In de afgelopen jaren reed ik vooraan in onze groep. Dat had niets met mijn talent te maken, maar kwam doordat de anderen wat achteroverleunden. Eerder moest ik altijd en overal mijn meerdere erkennen in R (en zijn tweelingbroer E), die langzaam verveeld raakte door de overwinningen en tijdens fietstochten steeds vaker interesse had voor vogels en bermbloemen. Na een onhandige valpartij een aantal jaar geleden besloot hij de boel weer wat serieuzer te benaderen. Ik rook direct onraad en probeerde krampachtig trainend mijn lichte voorsprong vast te houden.

Op zaterdag in La Roche brak het onvermijdelijke moment aan. Een dag eerder reden we wiel aan wiel een beklimming op en kon ik R nog net afschudden. Het verschil was veel te klein en mijn eerder boven komen deed veel te veel pijn. Hoewel we huichelachtig afspraken om het tijdens de 167 km lange tocht van zaterdag niet al te gek te maken, was het op de eerste klim meteen bal. R gebruikte een steil stuk, zijn lagere gewicht, maar vooral zijn surplus aan talent om ons hulpeloos achter te laten. Hoewel het verschil niet groot was, was de boodschap luid en duidelijk overgekomen. R had in kraakheldere taal laten weten dat de juiste verhoudingen waren hersteld.

De rest van de dag verliep tamelijk ontspannen. Waar ik het als puber steeds opnieuw probeerde, nestelde ik me nu comfortabel tussen de achtervolgers. R lachte me uit. Met mij zou het – ook op mijn 52e – nooit wat worden. Niet omdat hij beter was, maar omdat ik zo snel de handdoek wierp. Geen angst om te verliezen, maar angst om de strijd aan te gaan. Als je weet dat je de sterkste bent is het gemakkelijk om diep te gaan. Dat is anders als het spannend is.

vrijdag 19 mei 2017

Actieplan tegen doping

Ik ben tegen gebruik van doping in de sport. Dat is niet per se omdat het gebruikende sporters een voordeel biedt ten opzichte van niet-gebruikende sporters. Sport is oneerlijk. Het is oneerlijk dat ik niet langer ben dan 1.91 meter en mijn zwager een gedroomde 2.03 meet, terwijl die NIETS om basketbal geeft. Wedstrijdsport is juist bedoeld om die fysieke verschillen te laten zien. Nee, ik ben tegen dopinggebruik omdat het vals spelen is. Als ik met mijn kinderen een potje toep en steeds win omdat zij het pas voor de eerste keer spelen, is dat misschien oneerlijk. Vals spelen is het pas als ik steeds alle tienen op mijn knieën leg. Wijdverbreid gebruik van doping ontneemt kansen aan sporters die niet vals willen spelen. Christophe Bassons weigerde eind jaren '90 EPO te nemen en verloor een carrière in de wielersport.

Hoe moet het verder? Doping is alomtegenwoordig. Rusland is echt niet het enige probleemland en  meldonium echt niet het enige middel dat kon worden genomen zonder dat de dopingregels werden overtreden. Bloedtransfusies waren ook lange tijd niet verboden en werden uitgebreid toegediend, onder anderen aan onze Joop Zoetemelk en de achtervolgingsploeg van de Verenigde Staten in 1984. De controle-instanties lopen achter de feiten aan en moeten inzien dat het goedmaken van de achterstand onmogelijk is.

Als eerste komt er een verbod op de ploegarts. Het aanstellen van een ploegarts is per definitie prestatieverhogend bedoeld en dus ongewenst. Als een renner/atleet zo ziek is dat hij/zij een dokter nodig heeft, kan hij/zij niet trainen of meedoen aan wedstrijden. Terugkeer naar wedstrijdsport is dan alleen mogelijk na herkeuring door een onafhankelijk en ter zake deskundige arts. Bij valpartijen en neusverkoudheden er een ronde-arts die schaafwonden behandelt en neusdruppels kan geven. Ik ben beschikbaar.

Dispensatie kan worden verleend, maar alleen in het openbaar en kan alleen worden aangevraagd door een van tevoren vastgestelde groep van artsen, die uiteraard geen relatie met de atleet of ploeg mogen hebben. Mocht de atleet ervoor kiezen dat openbare dispensatie onwenselijk is dan zal hij/zij moeten afzien van deelname aan wedstrijden.

Verder moeten we de dopinglijst uitbreiden. Nu staan alleen middelen erop die in potentie prestatieverhogend zijn. Mijn voorstel is om alle medicijnen in de lijst op te nemen. Atleten zijn gezond en hebben geen pillen nodig. Een middel kan alleen van de dopinglijst worden afgevoerd als onomstotelijk vaststaat dat het de prestatie NIET verbetert. De bewijslast hiervoor ligt bij de sporter die het middel graag wil gebruiken. Over de definitie van medicijn moet dan nog worden gediscussieerd, het criterium dat er een doktersrecept nodig is lijkt mij onvoldoende. EPO was vroeger zonder recept af te halen bij de apotheek en is nog steeds voor iedereen te bestellen via internet.

Echte kwakzalverij zoals homeopathie, osteopathie en acupunctuur voldoen al aan het criterium van bewezen ineffectiviteit en hoeven niet op de dopinglijst te worden genoemd, hoewel de laatste methode lastig is te rijmen met een 'no-needle policy'. Evenmin hoeft de dopinglijst te worden aangevuld met abstinerende maatregelen, zoals bijvoorbeeld het hanteren van een glutenvrij dieet. Tennisser Novak Djokovic zweert erbij, maar ik betwijfel of het iets met zijn goede prestaties te maken had.

Probleem is natuurlijk de controle. Hoe zorg je ervoor dat iedereen zich aan de regels houdt en je bij overtreding niet verzandt in juridisch steekspel?

Ach, laat ook maar.

donderdag 18 mei 2017

Evolutie

Bas Haring schreef in 2001 het boek Kaas en de Evolutietheorie. Het boek kreeg een prijs voor het beste kinderboek, maar is ook voor volwassenen een absolute aanrader als (bij)scholing in de mechanismen van natuurlijke selectie. Zo legt hij uit hoe het komt dat alle beren geile beren zijn. Dat komt niet doordat geil zijn beter is voor een beer dan - schrijft hij - in het weiland liggen dromen met een strootje tussen de tanden. Het probleem voor de beer die ligt te lanterfanten en slechts naar de vogeltjes kijkt is dat hij niet erg bezig is met het creëren van nageslacht en dat daardoor zijn dromerige genen niet doorgeeft. De genen die maken dat geile beren geile beren zijn doen het natuurlijk uitstekend in dat opzicht.

Natuurlijke selectie heeft niets te maken met goed en kwaad. Genetische kenmerken, zowel de goede als de kwade, persisteren in een populatie als ze voor meer nageslacht zorgen dan 'concurrerende' eigenschappen. Degene die het meest geschikt is voor de taak (of eigenlijk: wiens genenpakket het meest geschikt is) zal boven komen drijven.

Voor topsporters gelden strenge selectiecriteria. Om de top te bereiken zal aan een lange lijst van eisen moeten worden voldaan. Allereerst een enorme hoeveelheid talent. Talent voor het bereiken van de top wordt naar mijn stellige overtuiging niet alleen verklaard door een optimale combinatie van fysieke eigenschappen. Talent bestaat voor een aanzienlijk deel uit doorzettingsvermogen, de wil om keihard voor iets te trainen (of te studeren). Talent voor het bespelen van een instrument is niets waard als je niet oefent. En bij Isaiah Thomas, point guard van de Boston Celtics, was het niet zijn lengte (hij is 1.75 meter lang), maar zijn vasthoudendheid die maakte dat hij tot de top van de NBA behoort.

Een zeldzame hoeveelheid talent en doorzettingsvermogen zijn noodzakelijk, maar niet voldoende. Ouders die het geen probleem vinden om vele malen per week zoon- of dochterlief naar het veld of de zaal te vervoeren zijn zeker zo belangrijk. De wil om te winnen en grote ergernis en woede bij verlies zijn eveneens selectiecriteria. Je hoort sporters (of hun coaches) in interviews wel eens suggereren dat hun overwinning het gevolg was van een enorme 'honger' naar de zege. Hoewel de meeste sportinterviews niet uitblinken in veelzeggendheid, is dit wel een van de meest onbenullige opmerkingen die ik hoor. Als je als sporter niets geeft om winnen zul je best plezier hebben, maar de top bereik je niet.


Naar mijn mening is er nog een selectiecriterium dat een sporter nodig heeft om een winnaar te worden. Het zal niemand verbazen dat ik denk dat dat doping is.

Eigenlijk bedoel ik niet doping an sich. Ik bedoel dat degenen die de top willen bereiken er ALLES voor over moeten hebben. Dus opoffering en afzien, maar ook alle andere zaken die maken dat je net iets beter bent dan je concurrentie. Tijdrekken bij een voorsprong bijvoorbeeld, ondanks het striemende fluitconcert dat over je heen wordt gestort.

Ik denk dat de meeste sporters bij de start van hun carrière geen doping willen gebruiken, uitzonderingen als Marco Pantani daargelaten. Die gebruikte in zijn jeugdjaren al busladingen vol stimulantia. Naarmate het talent meer en meer tot bloei komt wordt de druk op 'die extra stap' groter. De sporters zonder scrupules of geweten hebben het daarbij het gemakkelijkst. Die hebben een 'ten-koste-van-alles-instelling' en zien geen verschil tussen superlichte marathonschoenen, een superaerodynamische helm of een kuurtje EPO. Kijk naar Maria Sharapova. Zij gebruikte meer dan 10 jaar een prestatiebevorderend middel dat oorspronkelijk bedoeld is voor patiënten met hartfalen en gelooft echt dat zij onterecht geschorst is.


Ik geloof dat de meeste mensen een vrij redelijk ontwikkeld gevoel van goed en kwaad hebben. Argumenten voor oorspronkelijk integere sporters om toch doping te gaan gebruiken zijn er te over: alle anderen doen het, het middel staat niet op de lijst (dus het is geen doping) of er is een relatieve onmogelijkheid tot carrièreswitch bij het handhaven van een al te streng geweten. Geld is mijns inziens soms wel een argument, maar niet het sterkste. Geld gaat meestal pas een rol spelen als de top al bereikt is.

Beter willen zijn dan de ander zit in ons genenpakket ingebakken. Kijk maar naar kinderen die een potje Stratego spelen. Je hoeft nooit lang te wachten op stiekeme verplaatsing van de Vlag als de tegenstander even niet kijkt....

dinsdag 5 juli 2016

En toch werkt het!

De afgelopen maanden vond in het Center for Human Drug Research (CHDR) een onderzoek plaats naar het prestatiebevorderende effect van EPO. Hoogleraar Klinische Farmacologie en CEO van het CHDR Adam Cohen vroeg zich af of het effect van erythropoietine op de inspanningstolerantie niet wordt overdreven en niet voornamelijk wordt bepaald door een placebo-effect. In een zeer grondig overzichtsartikel van Heuberger (zet je schrap, het is vrij technisch) wordt de beschikbare literatuur op een rij gezet. De insteek is kritisch: EPO is steeds in de verkeerde groep onderzocht, de studies zijn van lage kwaliteit en het effect kan op fysiologische gronden niet groot zijn.

Hun ideaal was om het effect van EPO dubbelblind, placebo-gecontroleerd te onderzoeken in een groep elite-wielrenners. Dat bleek een utopie; professionele wielrenners waren niet beschikbaar. 'Second best' bleek een groep van 48 goed getrainde wielrenners. Zij kregen placebo of EPO toegediend en ondergingen gedurende een aantal weken uitgebreide inspanningstesten om het effect van EPO op de prestatie te beoordelen. Prachtig onderzoek.

Als klap op de vuurpijl werd de groep begin juni de Mont Ventoux opgejaagd en werden de klimtijden vastgelegd. Deze laatste onderzoeksdag was uitgebreid in het nieuws. Wat bleek: de EPO-gebruikers waren gemiddeld ruim een halve minuut langzamer dan de placebo-groep. De onderzoekers zullen met dat resultaat erg tevreden zijn geweest. Ze hadden een voorschot op de uitkomst genomen door te suggereren dat het EPO-effect toch vooral inbeelding was en hadden een persbericht rondgestuurd om cameraploegen te verleiden de beklimming van de Ventoux vast te leggen

Het leverde leuke tv op, maar ik blijf vooral zitten met de vraag waarom de onderzoekers voor deze manier van presentatie hebben gekozen. Zij weten zelf ook dat de klimtijden an sich niet zo informatief zijn. Het gaat erom of de prestatie van individuele wielrenners verbetert onder invloed van EPO. Iedereen snapt dat het niet gaat om de verschillen tussen de wielrenners. Als ik en mijn zoon (10 jr) een wedstrijdje doen maakt het (nu nog) niet uit op welke fiets ik rij. Voorlopig versla ik hem nog. Volgens Cohen c.s. moet je dan de conclusie trekken dat het soort fiets niet uitmaakt. Het zit allemaal tussen de oren. Toch zou mijn zoon harder gaan als hij zijn dikke-banden-model zou inruilen voor een racemonster. Ter illustratie: de snelste deelnemer ging in 1 uur en 10 minuten (!!) naar boven, terwijl Mark de Bruijn (journalist EenVandaag) 1 uur en 47 minuten nodig had. De vraag rijst of de groepen überhaupt wel onderling vergelijkbaar waren. Het record is overigens sinds 2004 in handen van Iban Mayo met 55 minuten. Iban werd in 2007 betrapt op het gebruik van EPO.

Het hele idee om (goed en serieus opgezet) onderzoek te laten culmineren in een wedstrijdje Ventoux doet vermoeden dat de groep behoefte had aan media-aandacht. Waarom? Waarom niet in alle stilte het onderzoek uitvoeren, de resultaten analyseren en wachten tot de resultaten 'peer reviewed' zijn gepubliceerd? Dat is de gebruikelijke praktijk in de medische wetenschap. Als de onderzoekers zichzelf serieus nemen, zullen ook zij van mening zijn dat de (suggestie van een) conclusie dat EPO niet werkt op zijn minst prematuur te noemen is

Mijns inziens is het bewijs voor het prestatiebevorderende effect van EPO overtuigend. Niet alleen getuigenissen van wielrenners, maar ook het beschikbare wetenschappelijke onderzoek laat weinig ruimte voor twijfel. Toegegeven, onderzoek bij professionele wielrenners ontbreekt, maar het huidige onderzoek zal - begrijpelijkerwijs - ook dat probleem niet oplossen. Ik kijk uit naar de publicatie, maar zal door manier van presentatie de gegevens extra kritisch benaderen.

zaterdag 12 maart 2016

Meldonium 2

Een greep uit de interessante citaten van de afgelopen dagen.


1. Ivar Kalvins, Lets wetenschapper en ontdekker van het spul; "Het opnemen van meldonium op de dopinglijst is een politieke beslissing [...]. Meldonium heeft geen effect op de prestaties [...], maar beschermt de sporter tegen overbelasting en stress"

  • Uitzonderlijk kromme redenering. Bescherming tegen overbelasting en stress (beide over het algemeen als prestatieverlagend beschouwd) is kennelijk niet prestatieverhogend. Daarnaast, als meldonium geen (vermeend) effect heeft op de prestatie, waarom zouden sporters het dan nemen? En als het toch geen effect heeft, dan is plaatsing op de lijst toch geen probleem?


2. Harm Kuipers, gepensioneerd hoogleraar Bewegingswetenschappen en Armstrong apologeet: "Prestatieverhogende effect van meldononium zijn bewezen".

  • Hoewel strikt genomen misschien juist, valt op deze stelling nog wel wat af te dingen. Nikolaj Volkov zag positieve resultaten op het uithoudingsvermogen van een kleine groep atleten en bij proefdieren waren de resultaten overtuigend. Belangrijker is echter dat wetenschappelijk bewijs geen criterium is voor plaatsing van middelen op de dopinglijst. Ze komen er op als WADA van mening is dat er in potentie een effect is.


3. Maria Sharapova: "Ik gebruik meldonium al 10 jaar voor allerlei gezondheidsproblemen zoals griepachtige en diabetesachtige symptomen"

  • De indicatie voor meldonium is angina pectoris en hartfalen, diabetes en griep (!!) staan er niet bij. En tussen twee haakjes: misschien is het goed om alle dispensaties die je voor het middel kreeg even te laten zien.


4. (opnieuw) Maria Sharapova: "Ik ben tenminste eerlijk. Ik zal niet net doen alsof ik geblesseerd ben en de waarheid verhullen omtrent de test."

  • Kennelijk wordt dat als serieuze optie beschouwd.

5. Coach van Bulgaarse biathlonteam: "Er bestaan middelen die 100x krachtiger zijn dan meldonium, maar die niet op de dopinglijst staan".

  • Mmmm. OK. Dus.


6. Sergei Lavrov, minister van Buitenlandse Zaken, Rusland: "Verbod op meldonium is onredelijk".

  • Huh? Ehhh, waarom precies, excellentie?

7. Vital Moetko, minister van Sport, Rusland: "Sporen van meldonium blijven kennelijk langer in het lichaam dan gedacht".
  • Sporters kregen al vanaf najaar 2015 te horen (bij herhaling) dat het middel op de dopinglijst zou komen in 2016. De halfwaardetijd van meldonium is 5-6 uur. Na 4 dagen is van 500 mg nog 0.008 mg over, na een week 0.0000018 mg.

donderdag 10 maart 2016

Dromen

Bijltjesdagen in de sportwereld. Meldonium richt een slagveld aan onder sporters. Ik help u even op weg. Meldonium is een middel dat in Oost-Europa wordt voorgeschreven aan patienten met angina pectoris, pijn op de borst door tekort aan zuurstof van de hartspier. De oorzaak ervan is meestal 'aderverkalking' van de kransslagaders als gevolg van bijvoorbeeld roken, hoge bloeddruk of hoog cholesterol. In 2005 werd beschreven dat meldonium de inspanningstolerantie verbetert bij patienten met hartfalen na een hartinfarct.

Hoewel meldonium dus een positief effect lijkt te hebben op de inspanningstolerantie, verscheen het pas 1 januari 2016 op de dopinglijst van de WADA. In de afgelopen weken werd een legioen aan vooral Russische sporters betrapt op het gebruik ervan, onder wie tennisster Maria Sharapova. Zij vertelde zonder schaamte al tien jaar meldonium te gebruiken. Tien jaar. Sinds haar 18e! Heel kort na de eerste publicatie begon zij dus met inname. Zij vertelde het te gebruiken op advies van haar huisarts in verband met een aantal gezondheidsproblemen, waaronder suikerziekte. Het advies van haar media-adviseur zal zijn geweest: "verzin maar iets, maakt niet uit wat; ze geloven het toch wel".

Andere slachtoffers van de meldonium tsunami waren onder anderen schaatser Kulizhnikov, volleyballer Alexander Markin en een zooitje biatleten. Hongaarse basketbalster Anna Petrakova legde uit dat iedereen van haar team meldonium kreeg om de hartspier te beschermen, maar dat het de prestatie ZEKER NIET verbeterde. Goed te horen.

Ik vermaak me weer kostelijk, zeker ook als ik alle steunbetuigingen van haar collegae en fans zie.

Voor sporters is een middel pas doping is als het op de dopinglijst staat. Een (vermeend) prestatieverhogend middel dat niet op de lijst staat is een 'supplement' en is dus prima. Dat moet ook de oorzaak zijn van het zo overtuigend ontkennen van dopinggebruik van veel sporters. Het kunnen niet allemaal geboren leugenaars zijn. Ze moeten echt zelf overtuigd zijn van het feit dat ze niets fout doen. De integriteit gaat niet verder dan een jaarlijks veranderend lijstje van de WADA, dat bij publicatie al lichtjaren achterloopt. De Russen konden meldonium tien jaar gebruiken voordat het op de lijst kwam. Ter vergelijk, EPO kon in 1983 al in grote hoeveelheden worden geproduceerd, maar de opsporingstest werd pas in het jaar 2000 ingevoerd.

Dromen zijn bedrog. De droom dat profwielrenners schoon de berg oprijden blijkt bedrog. Net zoals de droom dat wielrennen de enige sport is waar doping wordt gebruikt. Ook iedereen die denkt dat het een Russisch probleem is moet wakker worden geschud.

Naast een massieve hoeveelheid talent is de bereidheid van de sporter om doping te gebruiken een selectiecriterium om de top te halen.

donderdag 17 september 2015

Maarten Ducrot naar Roompot

De afgelopen Vuelta was een feest. Vier Nederlandse etappe-overwinningen en Tom langdurig in het rood. Zelfs de organisatoren hadden niet durven dromen dat het verschil tussen de nummers 1 en 2 op de voorlaatste dag slechts zes seconden zou bedragen. De zaterdag-etappe was een geweldig schouwspel. Hoewel intens treurig voor Dumoulin, het ploegenspel van Astana mikte met militaire precisie raak. Mooiste beeld van de dag was dat van de op achterstand rijdende Tom, die van rechts in beeld werd genomen door de camera toen hij bijna onzichtbaar 'nee' schudde en daarna naar zijn voeten keek. Poëzie.

Maar nu even iets anders. Hoe komen we in godsnaam van Maarten Ducrot af? Het kan echt niet meer! De man rijgt de onzinnigheden schaamteloos aaneen. Ik heb het tijdens de Vuelta een keer bijgehouden: van elke 20 opmerkingen zijn er 15 tot17 controleerbaar onwaar. Lars Boom zag dat al eerder; hij praat om deze reden niet meer Ducrot.

In 2004 verving Ducrot Erik Breukink bij de NOS als wielercommentator. Breukink is sympathiek, maar ongeschikt voor het vak: te genuanceerd, te bescheiden. Mart Smeets moest hem steeds dezelfde vragen stellen en Erik was blij dat hij bij Rabobank kon gaan ploegleiden. Ducrot leek in eerste instantie een verbetering. Echte 'inside information' van een ex-prof. Maarten werd in 1982 wereldkampioen op het onderdeel ploegentijdrit (100 km!), deed vijf keer mee aan de Tour de France en won er een etappe in 1985. Een kenner, hoopten we.

Na een veelbelovende start ging het helaas snel achteruit. Zo was daar het gedrocht van het Nieuwe Wielrennen, te pas en te onpas gebruikt als verklaring voor dingen die Maarten niet begreep. Demarrage op 200 km van de meet: Nieuwe Wielrennen. Geen demarrage op 200 km van de meet:: Nieuwe Wielrennen. Grote valpartij op rechte weg: Nieuwe Wielrennen.

Dan was er het advies aan ik meen Bauke Mollema diep in de finale van Luik-Bastenaken-Luik. Maarten had net verkondigd dat Roche aux Faucons de laatste serieuze hindernis was en dat de klim naar de finish in Ans weinig meer voorstelde. Dat was meer een soort vals plat. Voor onze rasklimmer en veelwinnaar Ducrot misschien, maar voor gewone stervelingen voelt 1.3 km a 7% toch anders, zeker als je al bijna 250 km hebt gefietst. Zijn advies aan Bauke luidde als volgt. Goed opletten nu, pen en papier erbij. Komt-ie: "Bauke moet nu gewoon zo hard mogelijk naar boven rijden".

Afgelopen Vuelta maakte ik een van de dieptepunten mee. Maarten was lekker aan het babbelen over hoe hij (als enige) goed zag dat de renners in de kleine kopgroep van een dag in de bergen he-le-maal stuk zaten. Twee man demarreerden. Maarten vertelde dat deze twee eigenlijk al niet meer konden ("dat zie je zo"), maar het laatste restje energie uit hun lichaam persten. Achter de twee viel een gaatje. Er werd kort wat gepokerd, toen een van de achtervolgers in een haarspeld de (zeer steile) binnenbocht nam en naar de koplopers 'poefte'. Maarten: "Die zit helemaal stuk, die zoekt naar een gemakkelijke weg en probeert daarom de binnenbocht, maar die weg is er niet, jongen". Ik moest huilen.

Ik stel voor dat we Maarten inruilen voor Michael. Maarten stoppen we weg als ploegleider van Team Roompot en we halen Michael Boogerd terug naar de NOS. Laten we eerlijk zijn, ploegleiden is natuurlijk niets voor Boogerd. Die wil zelf in de schijnwerpers staan. Twee vliegen in een klap.

vrijdag 4 september 2015

Werkt EPO?

Natuurlijk, zult u zeggen. EPO, of erythropoietine, verhoogt het aantal rode bloedlichaampjes (erythrocyten) en daarmee de zuurstoftransportcapaciteit van het bloed. Hierdoor wordt  meer zuurstof aan spieren afgegeven en verbetert de prestatie. Bloeddoping werkt op dezelfde manier. Logisch, zou Johan Cruijff zeggen.

Eschbach et al  New Engl J Med 1987
Ook nefrologen zullen ongeinteresseerd hun schouders ophalen op deze vraag. Sinds de introductie van EPO is de kwaliteit van leven van patienten zonder nierfunctie extreem verbeterd en ook binnen de hematologie wordt door patiënten en dokters geen seconde getwijfeld over het effect. Klachten veroorzaakt door onvoldoende aanmaak van rode bloedcellen door beenmergziekte kunnen regelmatig sterk worden verlicht door een simpele - niet eens dagelijkse - onderhuidse injectie.


De vraag of EPO werkt is dus niet zo goed. Het gaat om de vraag of EPO werkt bij topsporters. Probleem is dat daar nu bitter weinig onderzoek naar is gedaan.

Bram Brouwer (1947) is schaats- en wielrentrainer die in 2009 zijn master of science Arbeids- en Organisatiepsychologie aan de Open Universiteit behaalde (cum laude). Sindsdien deed hij promotie-onderzoek naar doping bij wielrenners (zie: www.brambrouwer.nl). Hij gebruikt het gebrek aan onderzoek naar de effecten van EPO bij topsporters als argument dat het geen of nauwelijks effect kan hebben. Ook het gegeven dat de meeste gepakte EPO-gebruikers werden gevonden in het 'midden van het peloton' zou voor een klein effect pleiten: als de middelmatige renners het gebruiken en nog steeds niet winnen van de schone (lees: niet gepakte) renners, kan het effect niet groot zijn. Brouwer in de Volkskrant van 2013: "En de aanname - meer zuurstof in het bloed is harder fietsen - is een fabel. Dan kunt u als tourliefhebber even hard fietsen als uw favorieten". Een denkfout. Alsof tourliefhebbers net zo hard trainen als professionals. Brouwer erkent dat het peloton harder is gaan fietsen, maar ziet deze versnelling al vanaf "[..] begin jaren tachtig, toen EPO nog niet bestond". Hij verklaart de toenmalige voorsprong van Italiaanse renners door de moderne trainingsmethoden. Hij weet misschien niet dat EPO vanaf 1983 al in grote hoeveelheden kon worden geproduceerd en vergeet dat Fransesco Moser in 1984 de trainingsmethoden gebruikte van Michele Ferrari, die een tamelijk prominente rol voor bloedtransfusies had ingeruimd.

Mijn dit type argumenten krijg je de zaak niet scherper. Zelfs met de strakke correlatie tussen de prestaties van Marco Pantani en zijn hematocriet komen we maar een beetje verder. We zullen het moeten hebben van hard-core wetenschappelijk onderzoek. Hoewel niet uitgevoerd bij topsporters is er een ruim aanbod aan literatuur beschikbaar over de effecten van EPO bij atleten. Ik pik er twee uit.

In 2000 verscheen een studie uit Noorwegen waarin gekeken werd naar onder andere het effect van EPO op het uithoudingsvermogen van wielrenners. Het onderzoek was dubbelblind en placebo-gecontroleerd: noch de sporters, noch de onderzoekers wisten wie EPO of placebo kreeg. Na 4 weken EPO-gebruik was de VO2-max (een maat voor het conditieniveau) gestegen van 63.6 naar 68.1 (7%).

Zeer lezenswaardig is de site van Ross Tucker en Jonathan Dugas (http://sportsscientists.com), beiden gepromoveerde Zuidafrikaanse inspanningsfysiologen, die net als ik overtuigd zijn van het effect van erythopoietine op de prestatie. Niet alleen wetenschappers, maar ook nog experts op het onderwerp. Het aantal relevante publicaties op de medische-wetenschappelijke database PubMed van Tucker is 37.

Zij halen een andere studie aan, die in 2007 verscheen in het European Journal of Applied Physiology. Een groep van 16 fitte amateurwielrenners werd gesplitst, waarbij 8 renners gedurende 13 weken EPO kregen toegediend. De overige 8 kregen placebo-injecties. Het maximale vermogen was in de EPO-groep na 4 wkn 13% hoger, terwijl de 'time to exhaustion' verbeterde met 54% (van 22 naar ruim 33 minuten op 80% van maximale vermogen).


Belangrijkste kritiekpunten waren dat de studie niet geblindeerd was (de sporters wisten of ze EPO of placebo kregen) en dat het niet ging om professionele sporters, bij wie de effecten op het maximale vermogen waarschijnlijk kleiner zullen zijn. Aan de andere kant, een kleine verlenging van de 'time to exhaustion' kan gemakkelijk winst betekenen na een lange bergetappe.

Dus EPO werkt bij patiënten, bij gezonde vrijwilligers en bij goed geoefende sporters. De meningen over het effect bij topsporters verschillen. U moet natuurlijk niet zomaar iemand geloven, maar op wie zo u uw geld zetten: op een arbeids- en organisatiepsycholoog die met halfbakken argumenten aankomt of op een inspanningsfysioloog die de boel wetenschappelijk benadert en daadwerkelijk zelf onderzoek gedaan heeft?